Pollen-observatie

Toetsingskader microscopische pollen observatie

Om vast te stellen of een honing mono floraal is dient een kwalitatieve en kwantitatieve analyse van pollen te worden uitgevoerd. Dit omvat het identificeren van pollen en het vaststellen van hun relatieve bijdragen (percentages) aan het pollenspectrum in het monster.

Om statistisch verantwoorde percentages te geven moeten, zo is gebleken uit een onder Duitse laboratoria gehouden vergelijkend onderzoek, minstens 500 pollenkorrels geteld en benoemd worden (Behm et al. 1996). Honing mag alleen worden geïdentificeerd door een bepaalde soortnaam als aan de criteria voor de pollen verhoudingen zijn voldaan.

Europa heeft geen algemene norm, hoewel er een algemene bepaling in de EU-richtlijn 2001/110 / EG is opgenomen; dat een honing mono floraal is indien een “aanzienlijk deel” van het stuifmeel komt uit één plantenfamilie. Bovendien moet de honing de karakteristieke kleur, geur en smaak hebben met betrekking tot de soort. De honing industrie heeft een consensus met betrekking tot het handhaven van de norm ” aanzienlijk deel”.

Op basis van deze classificatie moeten verschillende niveaus van pollen in een honingmonster zijn geïdentificeerd om de honing ‘mono floraal’ te kunnen etiketteren:

(bijvoorbeeld linde) daarvan moet, van een familie, minimaal 20% deel uitmaken van het pollenspectrum.

Normaal vertegenwoordigde pollen (bijvoorbeeld klaver) daarvan moet, van een familie, minimaal 45% deel uitmaken van het pollenspectrum.

Oververtegenwoordigde pollen (bijvoorbeeld tamme kastanje) daarvan moet, van een familie, minimaal 70% deel uitmaken van het pollenspectrum.

Bloemplanten produceren niet allemaal dezelfde hoeveelheid pollen. Het getelde pollen percentage kan derhalve niet in alle gevallen gebruikt worden om het nectaraandeel in de honing vast te stellen. Een correctie is vereist indien in een honingmonster een substantieel deel onder- en oververtegenwoordigde pollen aanwezig zijn.

Een berekening middels een pollencoëfficiënt (Absolute pollengehalte/10g : 1000) vindt dan plaats.

Voor honingdauwhoning is er een dwingende Europese norm, de regel is dat de verhouding tussen schimmelsporen / aantal pollenkorrels > 3 is.

Hoofdpollen, indien > 46% of meer

Begeleidende pollen, indien 16 tot 45% aanwezig

Belangrijke minderheidspollen, indien 3 tot 15% aanwezig is

Minderheidspollen, indien aandeel minder dan 3% pollen aanwezig zijn

Terug naar lespagina index;